In de ochtend van 10 oktober 1995 reed de professor de lange slingerweg af. Hij had alle reden om zich beroerd te voelen. Hij had vier nachten lang doorgebracht op het observatorium op Mount Wilson, een bergtop vlak bij Los Angeles. Vier nachten lang had hij dezelfde ster waargenomen. Hij kon tot geen andere conclusie komen: het bericht uit Italië klopte.
Eerder had hij de ster van zijn lijst geschrapt. Het was een ster met een andere grootte en samenstelling dan de zon; rond zo’n ster verwachtte hij geen planeten. De professor was alleen geïnteresseerd in sterren die wél op de zon leken. Meer dan honderd ervan stonden op zijn vaste schema. Elke nacht reed hij naar de telescoop om ze te observeren. Hij had een onderzoeksprogramma dat al twaalf jaar liep, de laatste zeven jaar had hij non-stop waarnemingen verricht. Het doel was om ten minste één van de sterren een beweging te zien maken die duidde op de aanwezigheid van een zware planeet.
Hij verwachtte zo’n beweging pas na twintig, dertig jaar te kunnen bevestigen: in ons eigen zonnestelsel had de zwaarste planeet, Jupiter, immers een omloopperiode van twaalf jaar. Voordat de wereld zou geloven dat hij zo’n planeet rond een andere ster had ontdekt, zou hij minstens twee rondjes moeten waarnemen. Tot nu toe had hij nog geen van de sterren op zijn lijst een verdachte beweging zien maken. Hij hield zich vast aan de langetermijnvisie: geduldig blijven waarnemen was het devies. Collega’s waren op zijn zachtst gezegd sceptisch. De professor hield de blik op oneindig en ging stug door met waarnemen, waarnemen, waarnemen.
Vijf dagen eerder was hij gebeld door een collega met nieuws uit Florence. Dit bericht werd de oorzaak van vier slapeloze nachten. ‘Heb je het nieuws gehoord?’ vroeg de collega. ‘Twee Zwitsers beweren hier op een conferentie dat ze een planeet hebben gevonden rond de ster 51 Pegasi. Half zo groot als Jupiter. Met een omlooptijd van vier dagen. Vier dagen, geen jaren. Weet je daar iets van?’
Het kon niet waar zijn. Dit ging alle voorspellingen te buiten. Er waren wel eerder valse berichten geweest over planeetontdekkingen. Al honderden jaren lang ging men ervan uit dat ons zonnestelsel model stond voor alle andere sterren. Grote planeten rond andere sterren maakten, als ze al bestonden, grote rondjes van tientallen jaren. Net als Jupiter, die een omloopperiode van bijna twaalf jaar heeft. De Zwitsers hadden vast en zeker een fout gemaakt.
De professor aarzelde niet en reed naar de berg. Hij had nog vier nachten waarneemtijd over van zijn laatste programma. Als het waar was wat de Zwitsers beweerden, zou hij in die vier nachten precies één omloop van de planeet rond 51 Pegasi kunnen waarnemen. Hij verwachtte er weinig van. Het kon toch niet zo zijn dat alles waarover geleerden het door de jaren heen eens waren geworden niet klopte? Het kon toch niet bestaan dat zijn strategie, die hem de wereldprimeur zou opleveren, had gefaald? Dat een stel Zwitsers – Franstalig nog wel, misschien maakte dat het nog wel erger – deze ontdekking voor zijn neus hadden weggekaapt?
De ster had bewogen. In vier nachten bewoog hij heen en weer. Dat kon alleen komen door iets wat eromheen draaide, iets half zo groot als Jupiter. De professor realiseerde het zich meteen: de Zwitsers hadden gelijk. Ze hadden de eerste planeet buiten ons zonnestelsel ontdekt. Geen speld tussen te krijgen.
Gescoopt. Achterhaald. De primeur ontnomen. Naar deze ontdekking had hij zijn hele carrière toegeleefd, en nu was hij nummer twee. Niet de ontdekker van de eerste planeet. Je zou op zijn minst een knetterende vloek verwachten, of een trap tegen de auto.
Achttien jaar later weet Geoffrey Marcy nog precies met welk gevoel hij die ochtend van de berg af reed.
‘I felt delighted.’
Tijdlijn – Lucas Ellerbroek – Planetenjagers